Kinderboekenweek 2011

woensdag 5 oktober


Zijn remmen piepen als Evert de bocht door fietst. Hij is te laat voor gitaarles. Alweer! Mama zou hem wegbrengen, maar ze moest nog iets doen op haar werk. Zo gaat het iedere keer en dan kan Evert weer keihard fietsen om toch nog op tijd te zijn. Meester Tim zal wel weer zeggen: "Ik zou het toch wel fijn vinden als je volgende week iets eerder bent, Evert. Dan hoeven de kinderen na jou niet op je te wachten. Zij kunnen er namelijk niets aan doen dat jij te laat was."
Alsof hij het expres doet! Mooi niet. En mama belt wel op tijd, maar hij moet zo'n stuk omfietsen. Dat weet mama alleen niet. In het parkje zitten namelijk grote jongens en de eerste keer dat hij naar gitaarles fietste kwamen ze op hem af en wilden ze z'n gitaar hebben. Ze hielden hem vast en haalden de gitaar van zijn rug. Gelukkig was er toen een meneer aangekomen die had gezegd dat ze hem los moesten laten. Toen meester Tim daarna ook nog eens boos werd dat hij te laat kwam, durfde Evert het niet te vertellen. Thuis was mama te druk geweest, dus nu wist niemand dat hij te bang was om door het parkje te rijden. En eigenlijk hoefde niemand dat te weten ook.
Totdat vorige week meester Tim gezegd had dat als hij nog een keer te laat zou komen, hij geen les meer zou krijgen.
Evert was nu bij de ingang van het parkje. Hij keek om zich heen. Geen grote jongens, maar ook geen meneren om hem te redden. Wel een moeder met een kinderwagen die net het parkje uit kwam lopen. Als hij nou heel hard doorfietste kregen ze hem vast niet te pakken. En hij moest hard fietsen, anders was hij toch nog te laat.
Evert stapte op zijn fiets en ging het hek door. Hij zag een man die een tennisbal weggooide en zijn hond die er achteraan rende, maar geen jongens. Het was spannend, maar toch stapte Evert op zijn fiets en reed het parkje in. Eerst niet zo snel, maar daarna sneller en sneller. Geen jongens bij de schommels, waar hij ze vorige keer tegen was gekomen. Niet op het bankje, daar zaten twee oude mevrouwtjes, en ook niet bij de wipwap. Daar was een moeder met één kind aan het spelen. Lekker slimme moeder, als ze gaat proberen te wippen met maar één iemand.
Als Evert aan de andere kant het parkje uit wil fietsen, botst hij bijna tegen een oude meneer met een rollator aan. Hij remt en het piept nog harder dan eerst.
'Sorry meneer, het spijt me,' zegt Evert snel.
De man kijkt hem aan. Eerst een beetje boos en dan gaat hij heel hard lachen. Evert durft niet zo goed te vragen wat er is. En hij heeft haast, maar hij kan er niet langs.
'Jongeman,' zegt de man langzaam en krakerig als hij een beetje is uitgelachen. 'Het is toch veel leuker om hard te fietsen?' Dan loopt hij lachend weg.
Evert kijkt hem verbaasd na. Shit! Gitaarles. Snel stapt hij weer op zijn fiets en rijdt zo hard als hij kan het laatste stukje. Net op tijd belt hij aan bij meester Tim.

'Nou Evert,' zegt meester Tim als Evert klaar is met zijn gitaarles. 'Fijn dat je deze keer op tijd was, maar als je volgende week weer te laat bent, zal ik toch je moeder eens bellen.'
Evert knikt alleen maar, maar in zijn hoofd gaat het tekeer. Als meester Tim maar niet zijn moeder belt! Dan moet hij vertellen waarom hij niet door het parkje fietst. En ze wil al iedere keer weten waarom hij zo laat thuis is.
'Dag Evert, tot volgende week.'
'Dag meester Tim,' zegt Evert.

Als Evert naar huis fietst, komt hij weer langs het parkje. Eigenlijk was het op de heenweg helemaal niet eng. Misschien was hij die ene keer gewoon op het verkeerde moment op de verkeerde plaats. Zo heet dat toch, als je in de problemen komt omdat je net langs komt fietsen als iemand ruzie zoekt? Hij kijkt op zijn horloge. Straks is hij nog te laat voor het eten!
Zo dapper mogelijk fietst Evert het parkje in. Sneller en sneller gaat hij trappen. Geen jongens op het bankje, de schommels, maar dan schrikt hij. De jongens zitten vandaag bij het klimrek. Hij wil zo hard mogelijk voorbij fietsen als hij wat hoort.
'Nee!' hoort hij een meisje roepen. 'Geef terug.'
Als hij goed kijkt, ziet hij dat twee jongen een meisje vast houden. Ze is ongeveer net zo oud als Evert. De derde jongen heeft een rugzak vast en haalt er dingen uit. Als hij ze bekeken heeft gooit hij ze op de grond.
'Doe nou niet,' zegt het meisje.
Eerst wil Evert doorfietsen, maar dan moet hij weer denken aan de keer dat ze zijn gitaar hadden afgepakt. Hij was toen zo blij geweest dat die meneer langs kwam om hem te redden. Maar hij was geen meneer die ze toe kon spreken. Toch ging hij langzamer fietsen. Er was verder niemand in het parkje. Hij kon dat meisje toch niet zomaar achterlaten? Ze zouden al haar spullen op de grond gooien en daarna vast kapot maken.
Evert stapte van zijn fiets af.
'Hé!' riep hij zo stoer mogelijk.
'Het is het gitaartje,' zei de jongen met de rugzak in zijn handen. Het was de grootste van de drie. 'Wat is er? Wil je samen muziek maken?'
'Laat haar los,' zei Evert zo streng mogelijk.
De jongens moesten lachen. Evert had het gevoel dat hij ieder moment in zijn broek kon plassen.
'Waarom?' vroeg één van de jongens die het meisje vasthielden.
'Daarom,' zei Evert. Hij wist niet eens een beter antwoord.
De jongens moesten weer lachen.
'Straks komt de politie, hoor!' riep hij nu.
'Oja?' vroeg de grootste jongen. Hij geloofde hem niet.
'Ik heb ze net gezien,' zei Evert en hij wees naar de kant waar hij vandaan was komen fietsen. Het was niet waar, maar hij kon zien dat de jongens al een beetje zenuwachtig werden.
'Wist je niet dat ze ieder kwartier hierlangs rijden?' vroeg hij nu.
De jongens werden nu echt zenuwachtig en lieten het meisje los.
'Met honden,' zei Evert. Pfft! Wat een watjes waren het eigenlijk.
De grootste jongen gooide de rugzak op de grond. Daarna liep hij naar Evert toe tot hij met zijn gezicht vlak voor hem was.
'We krijgen jou nog wel, mannetje,' siste hij.
Daarna liepen ze met z'n drieën naast elkaar weg. Samen met het meisje keek Evert ze na. Toen blafte er een hond bij de ingang van het parkje en ze zagen hoe de jongens begonnen te rennen naar de andere uitgang. Evert en het meisje moesten lachen.
Pas toen de jongens echt weg waren, keek Evert naar het meisje.
'Dank je,' zei ze. Ze draaide zich om en raapte haar spullen weer van de grond.
'Geen probleem,' zei Evert. Ze glimlachte.
'Nou, dan ga ik maar weer naar huis,' zei Evert en hij wilde teruglopen naar zijn fiets.
'Wacht, ik fiets met je mee,' zei het meisje. Nu pas zag Evert dat er nog een fiets een paar meter verderop lag. Samen liepen ze terug naar het pad en fietsten naar de ingang van het parkje. Daar kwam net iemand met een hond het parkje in. De hond blafte en Evert gaf hem een aai over zijn kop. Samen hadden ze toch maar mooi die jongens weggejaagd.


Terug!