In september 2015 ben ik begonnen met de opleiding Proza voor kinderen van Scriptplus. Joppe, de uitvinder is het verhaal dat ik geschreven heb voor niveau 1 van de opleiding.


JOPPE, DE UITVINDER

Op de hoek van de straat keek Joppe achterom. Zijn moeder deed net de voordeur achter zich dicht. Mooi. In plaats van rechtsaf naar school, sloeg Joppe linksaf.
Hij versnelde zijn tempo, want hij moest de trein van negen over half negen halen. Daarna zou de juf erachter komen dat hij niet op school was. Hij moest zorgen dat hij dan vertrokken was, want vandaag was zijn enige kans om zijn droom waar te maken.
Op het station pakte hij het reisschema. Hij had het al honderd keer bekeken en kende het inmiddels uit zijn hoofd. Even keek hij om zich heen of hij niemand zag die hij kende en haastte toen naar spoor 1.
Op het perron stonden veel mensen te wachten. Heel veel mensen. Hij zette zijn capuchon op, ook al regende het niet. Zo zou niemand hem herkennen. Daar stond hij dan, klaar om naar de Grote Uitvindersbeurs te gaan en de beroemde David Olieman te ontmoeten.

Na ongeveer twintig minuten kwam Joppe aan op station Den Bosch. Hij stapte uit en liep achter alle andere mensen aan naar de stationshal. Daar pakte hij zijn reisschema weer. Hij moest nu naar spoor 3 voor de intercity. Hij had nog drie minuten om de volgende trein te halen. Hoe kon dat nou? Hij zou acht minuten moeten hebben! Blijkbaar had de stoptrein vertraging gehad en hadden ze dat niet eens gezegd. Hij was op spoor 8. Hij moest rennen. Hij keek naar de borden en begon sneller te lopen. Spoor 11 en 12 liep hij voorbij en hij begon te rennen. Dat ging alleen heel lastig met al die mensen die kriskras door elkaar heen liepen. Iedere keer dat hij iemand probeerde in te halen, botste er weer iemand tegen hem aan of moest hij snel opzij springen om te voorkomen dat iemand tegen hem aanliep.
Eén keer kreeg hij bijna hete koffie over zich heen.
‘Hé, rotjong!’ riep iemand. Joppe keek om en zag een man die zijn druppende kartonnen beker van zich af hield.
Sorry, wilde hij roepen, maar hij werd alweer opzij geduwd.
Eindelijk was hij bij de trap naar perron 3 en zo snel als hij kon, liep hij naar beneden. Daar zag hij een trein. De kleine lettertjes van de tussenstations kon hij zo snel niet lezen. Hij deed een paar stappen richting het bord en hoorde in de verte een fluitje. Was dat voor zijn trein? Was dit zijn trein? De tekst op het bord versprong. Zijn trein station stond erbij! De deuren van de trein gingen dicht en snel drukte Joppe op het knopje om ze weer open te laten gaan, maar het werkte niet meer.
‘Shit!’ riep iemand achter hem. Joppe keek om en zag een man met zijn voet op de grond stampen.
‘Sorry hoor,’ zei de man, ‘maar het is iedere dag hetzelfde liedje. Hoe hard ik ook ren van de ene trein naar de andere, ik zie deze altijd voor mijn neus wegrijden.’
Joppe knikte. Hij begreep hoe de man zich voelde.
‘Weet u wanneer de volgende trein gaat?’
‘De sprinter gaat over vijf minuten, maar die doet er twee keer zo lang over.’
‘En de sprinter gaat ook naar Amsterdam?’ vroeg Joppe.
‘De sprinter stopt op dezelfde stations als deze intercity én op alle stations daar tussenin.’
‘Dan neem ik die,’ zei hij.
‘Daar zal je hem hebben,’ zei de man en ze wachtten samen totdat de trein stopte.

Met zijn rugzak op schoot zat Joppe in de trein. Hij had zijn jas open gedaan. Het was warm, maar gelukkig niet zo benauwd als in de vorige trein. Op het televisiescherm kwamen alle stations voorbij waar de trein nog ging stoppen. Ze hadden er pas drie gehad en er kwamen nog minstens een stuk of tien.
De man van het perron zat op het klapstoeltje naast Joppe. Hij was ongeveer zo oud als Joppe’s vader en droeg een spijkerbroek en een bruine sportjas. Hij had z’n rugzak tussen z’n benen gezet en bladerde door een krant. Toen hij bij het einde was, vouwde hij zijn krant dicht en stak hem tussen de klapstoel aan de andere kant van hem.
‘Zo,’ zei de man. ‘Mijn dagelijkse portie ellende in de wereld heb ik weer gehad.’
Joppe keek naar hem. Wat moest hij daar nou weer op zeggen?
‘Vertel eens wat leuks. Waar ga jij naartoe vandaag?’ zei de man.
‘Ik ga naar de Grote Uitvindersbeurs in Amsterdam,’ vertelde Joppe.
‘Toe maar,’ zei de man. ‘Hoef je dan niet naar school?’
‘Nee, ik heb vrij vandaag.’
‘Oja?’
‘Ja.’ Joppe bleef de man aankijken. Zou hij iets door hebben?
‘En wat ga je daar doen?’ vroeg de man.
‘Ik ga mijn uitvinding aan David Olieman laten zien,’ zei Joppe.
‘Een uitvinding?’ vroeg de man. ‘Wat interessant. Mag ik weten wat het is?’
Even aarzelde Joppe, maar hij vond het veel te leuk dat iemand meer wilde weten. Hij haalde de poster uit zijn rugzak en rolde hem uit.
‘Kijk,’ zei hij. ‘Dit is de blinde-mensen-scootmobiel die David Olieman aan het maken is.’
‘Wat is dat?’ vroeg een andere man. Hij stond voor Joppe. Met één hand hield hij zich vast aan de lussen boven zich en in zijn andere hand had hij een koffertje.
‘De blinde-mensen-scootmobiel van David Olieman,’ vertelde Joppe. Hij zag dat de vrouw op het stoeltje aan de andere kant van hem ook meekeek. ‘Het is een scootmobiel voor blinde mensen. Met de nieuwste technologie kan hij zelf van A naar B rijden. Je spreekt je bestemming in en de auto brengt je er zo naartoe.’
‘Dat is wat voor mijn moeder,’ zei de man met de koffer. ‘Die ziet steeds minder en ik heb niet altijd tijd om haar overal naartoe te brengen.’
‘Daar is hij natuurlijk ook geschikt voor,’ zei Joppe.
‘En wat is dan jouw uitvinding?’ vroeg de man van het perron.
‘Dit,’ zei Joppe en hij wees naar de uitwerking van zijn idee. ‘Het probleem was dat de auto stil bleef staan totdat er geen beweging meer was. Ik heb daarom een nieuw systeem bedacht voor de sensoren waarmee de auto op alle soorten kruispunten weet of hij moet rijden of niet.’
‘Wat is het probleem dan als de auto wacht tot er niemand meer is?’ vroeg de vrouw naast Joppe.
‘Omdat als je voorrang hebt, mensen verwachten dat je gaat rijden. En als je dat niet doet, ontstaat er chaos en kan het zelfs gevaarlijk worden.’
De mensen die meeluisterden knikten.
‘En wat ga je nu met dat idee doen?’ vroeg de man van het perron.
‘Naar David Olieman brengen op de Grote Uitvindersbeurs. Degene die vandaag met het beste idee komt, die mag met hem samenwerken aan de scootmobiel.’
‘Dat is toch een stuk beter dan school,’ zei de man met een knipoog. Joppe kleurde ervan.
‘Het volgende station is station Utrecht Centraal. U kunt hier overstappen naar…’ klonk het door de luidsprekers. Mensen deden hun jassen aan en pakten hun spullen om uit te stappen. Joppe rolde zijn poster op voordat er iets mee kon gebeuren in de drukte. De trein stond nu stil en de mensen liepen naar buiten. Net toen Joppe de poster in zijn tas wilde stoppen, werd hij door iemand uit zijn handen gepakt.
‘Hé!’ riep hij en keek op. ‘Geef terug!’
De man met de poster keek om en Joppe zag dat het Freek Boertjes was. Hij had een gemene grijns op zijn gezicht. Joppe kende Freek van het forum op de website van David Olieman.
‘Prachtig idee,’ zei Freek. ‘Ik ben benieuwd wat Olieman ervan vindt.’ Hij sprong uit de trein en het duurde een halve seconde voordat tot Joppe doordrong wat er gebeurde. Daarna sprong hij op en met zijn rugzak nog half open over één schouder wilde hij achter Freek aanrennen. Hij werd tegengehouden door de mensen die de trein in kwamen en moest ze aan de kant duwen om de trein uit tek omen. Tegen de tijd dat hij op het perron stond was Freek nergens meer te bekennen.
Waar moest hij nu heen? Waar was Freek naar toe gegaan? Achter hem gingen de deuren van de sprinter dicht. Nu moest Joppe een andere trein naar Amsterdam zien te vinden. Daar was Freek vast ook, want die wilde zijn poster natuurlijk aan David Olieman laten zien. Dat liet Joppe niet zomaar gebeuren!
Hij rende het perron af, de trap op en kwam uit in een gigantische stationshal. Snel zocht hij de borden met de vertrektijden. De eerstvolgende trein ging over vijf minuten vanaf spoor 7. Joppe rende weer verder. Zijn rugzak slingerde over zijn schouder. Onder aan de trap van spoor 7 stond de intercity klaar om naar Amsterdam te gaan. Joppe sprong erin. Het halletje stonk naar pis. Door een kiertje van een deur zag hij een wc. Daar had Freek zich in ieder geval niet verstopt. Aan de andere kant waren twee trappetjes, één naar boven en één naar beneden. Hij zou de hele trein doorzoeken totdat hij Freek gevonden had.
Joppe liep heen en weer, keek boven en beneden en bestudeerde iedereen die in zijn capuchon zat weggedoken. Alleen Freek kon hij niet vinden. Er zat niets anders op dan wachten.
Toen de trein vaart minderde, ging Joppe klaar staan bij de deur. Het volgende station was Amsterdam Amstel. Daar moest Joppe overstappen op de metro en dan was hij er na vijf minuten.
Zodra de trein stil stond, sprong Joppe naar buiten. Aan de andere kant van het perron stond de metro klaar. Was dat de goede? En ging hij de goede kant op? Het was de goede metro, maar hij ging de vekeerde kant op. Joppe moest aan de andere kant zijn. Hij rende de trap af en de volgende trap weer op. Hij wilde al instappen en bedacht toen dat hij nog moest uitchecken met zijn ov-chipkaart. Waar kon dat?
Op een bord stond “overstappunt” met daaronder twee paaltjes. Hij haalde zijn kaart erlangs en liep weer terug naar de metro. Net op dat moment verscheen Freek in de deuropening van de metro.
‘Geef me mijn poster terug!’ riep Joppe.
‘Dacht je dat?’ vroeg Freek terwijl hij de poster voor Joppe’s neus heen en weer zwaaide.
Joppe greep ernaar, maar Freek trok hem weg.
‘Weet je hoe lang ik al wacht op mijn grote doorbraak als uitvinder?’ vroeg Freek. ‘Maar iedere keer is er weer iemand die een betere oplossing verzint.’
‘Misschien ben je gewoon een slechte uitvinder!’ riep Joppe.
‘Helemaal niet!’ riep Freek nog harder. ‘Ik verzin iedere keer goede ideeën. Er is niemand met zoveel goede ideeën als ik.’
‘Waarom ben je dan geen beroemd uitvinder?’ vroeg Joppe. Zijn handen balden zich tot vuisten.
‘Omdat die vervloekte David Olieman iedere keer met iets beters komt. Maar als ik met hem samen zou werken…’
‘Blijkbaar zijn je ideeën niet zo goed, als het zo makkelijk is om iedere keer iets beters te verzinnen.’ Joppe zette zijn handen in zijn zij. Op dat moment begonnen de deuren te piepen. Joppe sprong de metro in, maar Freek gaf hem een harde duw. Hij viel naar achteren en kwam hard op het perron terecht. De deuren gingen dicht en voor de tweede keer vandaag bleef Joppe achter op het perron.
Hij bestuurde de borden, maar er zat niets anders op dan wachten op de volgende metro. Het duurde nog tien minuten voordat die er was. Tien minuten voorsprong had Freek.

Joppe hipte van zijn ene been op zijn andere been terwijl hij wachtte tot hij de Grote Uitvindersbeurs binnen mocht. Er stonden nog drie mensen voor hem.
‘Het spijt me meneer, maar de scanner kan de barcode niet lezen,’ zei de man bij de ingang.
‘Wat een onzin,’ zei de man die naar binnen wilde.
‘U kunt uw kaartje gewoon gebruiken, maar ik moet u doorverwijzen naar de informatiebalie.’
‘Probeer het anders nog een keer,’ zei de man vooraan de rij.
‘Het spijt me, maar de printkwaliteit is onvoldoende,’ zei de man met de scanner.
De man met het slecht geprintte kaartje werd boos. Joppe vloekte zachtjes. Had hij geen goede printer kunnen gebruiken? En hoeveel moeite was het om even naar de informatiebalie te lopen? Hier had hij helemaal geen tijd voor! Hij keek naar de man met de scanner en de man met het slecht geprintte kaartje. Dat ging nog wel even duren. Verderop was nog een ingang. Joppe keek nog één keer en rende er toen heen. Ongeduldig wachtte hij tot hij aan de beurt was.
Nog twee mensen.
Nog één.
En toen was hij aan de beurt.
De man pakte zijn kaartje aan om te scannen en keek hem aan.
‘Ben je niet een beetje jong om hier alleen te zijn?’
‘Ik ben niet alleen,’ zei Joppe.
De man keek hem zonder iets te zeggen aan. Er stond zelfs niemand achter Joppe te wachten.
‘Mijn vader is al binnen,’ loog hij.
De man kneep zijn ogen een beetje samen terwijl hij Joppe aan bleef kijken.
‘Ik had mijn tas in de auto laten liggen.’
‘Oké dan,’ zei de man en hij scande het kaartje. ‘Veel plezier vandaag.’
‘Bedankt,’ zei Joppe en hij rende naar binnen.
Na een paar passen bleef hij al staan. Wat waren er veel mensen... En wat was het groot! Hoe wist hij nou waar hij naartoe moest?
Toen zag hij iemand een klein stukje verderop met een groot blad in zijn handen. Dat was vast een plattegrond. Snel liep hij erheen.
‘Meneer?’ vroeg hij beleefd. Hij moest zijn best doen om de plattegrond niet uit de handen van de man te grijpen.
‘Ja?’ vroeg de man, terwijl hij naar de plattegrond bleef turen.
‘Zou ik uw plattegrond misschien even mogen lenen? Of kunt u mij misschien vertellen waar ik David Olieman kan vinden?’
‘Waarom pak je er zelf niet één?’ vroeg de man en zonder naar Joppe te kijken wees hij achter zich waar een grote stapel met boekjes lag. Joppe gristte er één van de stapel. Op de ene kant stond een plattegrond van de grote beurshal en aan de andere kant stonden alle stands genoemd. Hij keek bij de D maar David Olieman stond er niet bij. Bij de O misschien. Met zijn vinger ging Joppe langs de lijst met namen en toen had hij hem gevonden: “Olieman, uitvinder”. “E21” stond erachter. Hij draaide de plattegrond om en zocht E21. Waar was hij nu? Hij keek om zich heen en zag een grote A aan het plafond hangen. Weer keek hij op de plattegrond. Het A-gedeelte was helemaal aan de andere kant van de beurs! Hoe kwam hij het snelst bij het E-gedeelte?
Half rennend, half lopend ging Joppe op pad. Hij zigzagde tussen de mensen door en botste af en toe tegen iemand aan.
‘Sorry!’ riep hij zonder om te kijken.
Hij begon te zweten met zijn jas nog aan, maar het kon hem niets schelen. Hij moest naar David Olieman zien te komen voor Freek hem zou verslaan.
Hij was al bij het D-gedeelte. Nog even en dan zou hij David Olieman ontmoeten!
Weer botste hij tegen iemand aan.
‘Sorry!’ riep hij en wilde weer verder rennen, maar een bekende stem antwoordde hem.
‘Wat een haast.’
Met een ruk draaide Joppe zich om.
Freek lachtte gemeen.
‘Je hoeft niet zo te rennen, hoor. Olieman vond mijn idee geweldig.’
Joppe balde zijn handen tot vuisten en werd nog warmer dan hij al was.
‘Jij…’ zei hij, maar verder kwam hij niet.
‘Ik ja,’ zei Freek. ‘Want na al die jaren heb ík dat verdiend. Jouw tijd komt nog wel, mannetje. Ga morgen weer lekker naar school toe en wie weet mag je ooit nog een keer voor mij werken.’
Joppe slikte een paar keer, maar zijn mond bleef droog.
‘Nou, fijne dag nog,’ zei Freek en hij liep weg. Joppe keek hoe hij tussen de mensen verdween. Wat moest hij nou doen? Hij keek om zich heen. Al deze mensen waren uitvinders. Dit was zijn droom. Deze mensen snapten hem, maar het deed hem niets meer. Zoveel weken had hij hier naar uitgekeken en nu hij er bijna was, had Freek alles verpest. Mensen botsten tegen hem aan.
‘Wat sta je daar?’ zei iemand.
‘Loop niet zo in de weg,’ zei een ander.
Maar Joppe lette er niet op. Hij voelde een traan over zijn wang lopen en veegde hem snel weg.
Wat sta ik hier nu te huilen, dacht Joppe. Ik ben hier om de grote David Olieman te ontmoeten. En dát kan nog steeds.
Het laatste stukje rende hij niet meer Hij veegde nog één keer met zijn hand over zijn wangen om te controleren of ze droog waren. Nu kon hij zijn idool ontmoeten.

David Olieman stond achter een grote tafel met boeken. “Beursactie € 15” las Joppe op het bordje. Daarnaast stond een kleine witte auto. David Olieman was met een man en een vrouw aan het praten, of eigenlijk meer met de man en de vrouw stond erbij. Ze keek om zich heen, terwijl haar man met grote handgebaren iets aan het vertellen was.
Joppe kwam dichterbij en bestudeerde de auto. Het was de blinde-mensen-scootmobiel.
“Verzin jij de oplossing voor mijn probleem?” stond op het bordje ernaast. Even voelde Joppe weer een traan opkomen, maar hij duwde hem snel weg. Vol bewondering bekeek hij de scootmobiel. Hij was prachtig.
‘Jongeman, kan ik je helpen?’ vroeg een vriendelijke stem. Joppe keek op. David Olieman glimlachtte naar hem.
‘Ik ben voor de scootmobiel gekomen,’ zei hij.
‘En? Wat vind je ervan?’ vroeg David Olieman.
‘Hij is in het echt nog mooier,’ zei Joppe.
‘Heb je ook een oplossing voor mijn probleem bedacht?’ vroeg David Olieman.
Even wilde Joppe “nee” zeggen, maar dat was onzin. Hij had wél een oplossing bedacht. Een hele goede, al zei hij het zelf.
‘Ja,’ zei Joppe.
‘Oja?’ vroeg David Olieman.
‘Ik heb een systeem bedacht voor de sensoren, zodat de auto kan berekenen wanneer hij moet gaan rijden.’
‘Heb je je uitwerking meegenomen?’ vroeg David Olieman.
‘Nee. Of wel, maar ik ben hem kwijtgeraakt.’ De uitvinderswereld was een kleine wereld. Iedereen kende elkaar. Als hij later uitvinder wilde worden, kon hij Freek niet vals beschuldigen. Of in ieder geval niet zonder bewijs.
‘Wat jammer,’ zei David Olieman. ‘En hoe heet je?’
‘Joppe. Joppe Molman.’
‘Dag Joppe. Aangenaam kennis te maken,’ zei David Olieman en hij gaf hem een hand. ‘Kan je nog wat meer vertellen over je systeem?’
‘Het is een systeem met drie sensoren die ieder op hun eigen manier staan afgesteld. Ik had ook berekeningen gemaakt over het gebied dat ze moeten scannen en een tekening waar de sensoren geplaatst moeten worden. Het staat allemaal op mijn poster.’
‘Klinkt goed,’ zei David Olieman en hij liep een paar stappen bij hem vandaan. Hij bukte en pakte iets onder de tafel uit.
‘Mijn poster!’ riep Joppe.
‘Ik vond dit idee helemaal niet bij Freek Boertjes passen,’ zei David Olieman. ‘Begrijp me niet verkeerd. Het gebeurt wel vaker dat twee uitvinders hetzelfde bedenken, maar ik ken Freek al langer en dit is niet zijn stijl.’
‘Dus u gelooft dat hij van mij is?’ vroeg Joppe.
‘Absoluut,’ zei David Olieman. ‘En als uitvinders onder elkaar…’ Hij boog een klein stukje naar Joppe toe en zei iets zachter: ‘Ik vind het briljant.’
Joppe wist niet wat hij moest zeggen. Hij sprong bijna uit elkaar van geluk. Zijn hele lijf tintelde van opwinding.
‘Ik mag de uitslag van de wedstrijd nog niet bekend maken,’ zei David Olieman, ‘maar ik weet wie de winnaar is.’ Hij gaf Joppe een knipoog en legde de poster weer terug onder de tafel.
‘Dank u wel, meneer Olieman,’ zei Joppe toen.
‘Zeg maar David,’ zei David Olieman. ‘Vanaf nu zijn wij collega’s.’

Met een brede glimlach fietste Joppe van het station naar huis. Wat een dag… Op de voorste bladzijde van zijn favoriete boek stond nu de handtekening van de beroemde David Olieman. En morgen zou hij persoonlijk bellen om hun samenwerking te bespreken. Joppe kon niet wachten om dit aan iemand te vertellen.
Hij zette zijn fiets in de schuur en liep de keuken in. Meteen kwam zijn moeder op hem afgerend.
‘Waar ben je de hele dag geweest?’ vroeg ze en ze omhelsde hem zo stevig dat hij bijna stikte.
‘Ik…’ begon Joppe, maar zijn borst werd te veel dichtgeknepen om verder te praten.
‘Ik neem aan dat dit de jongeman in kwestie is,’ zei een onbekende mannenstem. Zijn moeder liet hem weer los en Joppe haalde diep adem.
‘Ja, dit is Joppe,’ zei zijn moeder.
‘Dag Joppe,’ zei de man. Joppe zag nu dat het een agent was. ‘Ik ben Willem Slaghout. Je hebt je moeder erg ongerust gemaakt. Kan je ons vertellen waar je vandaag geweest bent?’
‘Ik ben naar de Grote Uitvindersbeurs in Amsterdam geweest,’ zei Joppe.
‘Joppe!’ riep zijn moeder. ‘Ik heb gezegd dat dat niet mocht.’
‘Daarom ben ik stiekem gegaan,’ zei Joppe.
‘Heb ik me daarom de hele dag zo ongerust gemaakt?’ riep zijn moeder. ‘Ik dacht dat je ontvoerd was of vermoord of allebei!’
‘Heb je vervelende dingen meegemaakt vandaag?’ vroeg agent Slaghout serieus.
Joppe dacht aan Freek en de andere tegenslagen die hij vandaag had gehad. En aan David Olieman die hem morgen belde.
‘Alles is goed gekomen,’ antwoordde hij.
Agent Slaghout keek hem nog even onderzoekend aan en draaide zich toen om naar Joppe’s moeder.
‘Mevrouw, uw zoon is weer veilig thuis. Als er nog iets is, kunt u contact met ons opnemen.’
‘Bedankt, agent,’ zei Joppe’s moeder. Ze liep met hem mee naar de voordeur, deed de deur achter agent Slaghout dicht en draaide zich om naar Joppe. Met gesloten ogen ademde ze eerst diep in en daarna weer helemaal uit. Ze deed haar ogen weer open en keek hem heel lang aan.
‘Was dat nou nodig, Joppe, om me zo ongerust te maken?’ vroeg ze.
‘Sorry mam, dat was niet de bedoeling,’ zei Joppe. ‘Maar ik moest er echt heen. De Grote Uitvindersbeurs was alleen vandaag en ik had zo’n goed idee. Dat moest ik aan David Olieman laten zien.’
‘Jij ook altijd over David Olieman,’ antwoordde zijn moeder. ‘En wat vond hij van je idee? Was alles niet voor niets?’
‘Hij vond het goed, mam. Echt heel goed. Hij gaat het gebruiken voor zijn nieuwste uitvinding!’
‘Dat is een grote eer!’
‘Dat is het zeker. De beste uitvinder van de wereld heeft gezegd dat ik nu zijn collega ben!’
‘Dat is leuk, echt waar,’ zei Joppe’s moeder. ‘Maar morgen moet deze uitvinder weer gewoon naar school toe.’
‘Natuurlijk. Morgen is er geen Grote Uitvindersbeurs meer,’ antwoordde Joppe.
‘Precies,’ zei zijn moeder en ze gaf hem een aai over zijn hoofd. ‘Kleine uitvinder van me.’
En de collega van David Olieman, dacht Joppe.



Terug!