Kluitman-schrijfwedstrijd

DAPPERE DOENA EN DE DIEVEN

Beginstuk (door Annemarie Dragt):
Sem steekt zijn hoofd om de hoek van de deur.
'Welterusten!'
'Trusten,' mompelt zijn vader.
Maar zijn moeder kijkt op. 'Vergeet je niet iets?'
'Vergeten?' Koortsachtig denkt Sem na. Zijn huiswerk heeft-ie af, zijn fiets staat in de schuur... O help, Doena!
Doena is de hond van de buurman, vier huizen verderop. Sem heeft beloofd dat hij Doena deze week drie keer per dag uitlaat, omdat de buurman met vakantie is. Het is een leuke hond en bovendien krijgt Sem een euro voor iedere uitlaatbeurt.
Stom dat hij het vergeten is! Hij was nog zo van plan om elke avond voor het donker klaar te zijn met uitlaten.
'Ah mam, wil jij het niet doen? Voor deze keer? Ik ben moe.'
'Dat had je dan eerder moeten bedenken, Sem. Doena is jouw verantwoordelijkheid. Je hebt het beloofd en dus moet je het ook doen. Bovendien gaan pap en ik zo nog even naar die receptie. Dat heb ik toch verteld?'
Sem zucht. Dat is waar ook. Met tegenzin pakt hij zijn jack van de kapstok en hij voelt of de sleutel van de buurman nog in zijn zak zit. 'Nou, doei!'
Buiten is het koud. Sem ritst zijn jack dicht en loopt zo snel mogelijk naar het huis van de buurman.
Het staat een stukje van de weg af, verscholen tussen de bomen. De struken langs het pad moeten nodig gesnoeid worden, ze strijken langs Sems gezicht, als griezelige vingers.
Het duurt even voor Sem het sleutelgat heeft gevonden. Pikdonker is het hier.
Dat is vreemd... Hij had vanmiddag de deur toch op slot gedaan? Nu klikt het slot zo open.
Nou ja, hij zal het wel vergeten zijn.
'Doena! Kom maar! We gaan uit.' Sem zet zich schrap, want Doena wil nog wel eens onstuimig op hem af komen rennen. Maar nu blijft het stil in huis.
'Doena, waar zit je? Slaap je al of zo?' Sem glijdt met zijn hand over de muur, op zoek naar de lichtschakelaar. Waar zit dat ding nou?
Ha, eindelijk. Klik.
Er gebeurt niks. Geen licht.

Mijn stuk:
Langzaam loopt hij verder het huis in. Zijn ogen heeft hij wijd open om te kunnen zien in het donker. Hij is wel vaker in het huis van buurman Boontjes geweest, maar om in het donker de weg te kunnen vinden vindt hij toch wel lastig.
'Doena?' vraagt hij voorzichtig. Het blijft doodstil. Het enige dat hij hoort is zijn eigen ademhaling. Dan klinkt er gekraak. Als een standbeeld blijft Sem staan. Hij voelt zijn hart in zijn keel bonken en houdt zijn adem in. Het blijft weer stil in het huis. Of toch niet? Voor zijn gevoel staat Sem eindeloos te wachten of hij nog wat hoort. Dan besluit hij om verder te gaan. Hij legt zijn hand op de deurklink.
Er klinkt gegrom. Sem kijkt om. Er is niemand te zien. Weer klinkt er zacht gegrom. Het lijkt alsof het van boven komt.
'Doena?' vraagt Sem nog een keer. Zijn stem trilt. Hij is bang. Hij probeert zichzelf voor te houden dat hij de deur niet op slot heeft gedaan vanmiddag, maar dat is niet zo. Hij is zelfs nog een keertje terug gelopen om te controleren of de deur wel dicht was. Of was dat gisteren? Het moet gisteren zijn geweest, want net was de deur open. Maar gisteren regende het en toen hij terug liep om de deur te controleren scheen de zon. En vandaag was het de hele dag droog gebleven.
'Woef!' klinkt het van boven. Daar moet Doena zijn. Sem weet zeker dat dat Doena was. Zo snel als hij kan, rent hij naar de trap.
'Au!' Sem is tegen het tafeltje in de hal aan gerend. De hoek van de tafel prikt vervelend in zijn bovenbeen. Het kan hem niet schelen. Hij duwt de tafel terug tegen de muur en rent de trap op.
'Doena?' vraagt hij nog een keer. Uit een van de slaapkamers klinkt weer geblaf. Sem loopt er naar toe en doet de deur open. Doena springt tegen hem op. Nog nooit is Sem zo blij geweest de hond te zien.
'Wat doe je hier?' vraagt hij, maar Doena blaft alleen maar.
Samen gaan ze de trap af. Sem pakt de riem van de kapstok en ze gaan naar buiten. Hij trekt de voordeur achter zich dicht en knipt de riem aan Doena's halsband. Doena wil zo graag weg dat hij bijna vergeet om de deur af te sluiten. Zie je wel! Hij vergat het weer bijna. Net als vanmiddag, toch?
In gedachten verzonken loopt Sem een blokje om met Doena. Als ze de hoek weer om komen en ze zijn eigen straat in lopen, ziet hij een wit busje het pad van buurman Boontjes uit komen en de weg op rijden. Wie rijdt er nou weer over het tuinpad van de buurman? Misschien is het iemand die alleen maar even moet keren. Het busje rijdt naar hem toe. Met grote vaart komt hij voorbij. Idioot! Het is levensgevaarlijk om zo te rijden.
Doena blaft naar het busje.
'Sst!' zegt Sem tegen haar. 'Dat doe je anders ook nooit. Alleen bij buurvrouw Haviks, maar dat is een enge heks.'
Samen met Doena loopt Sem het pad naar het huis van buurman Boontjes weer in. Voor zijn gevoel is er iets niet pluis, maar hij houdt zichzelf voor dat hij het zich verbeeldt. Hij is een stoere jongen van elf jaar. Hij kan toch wel over een tuinpad lopen in het donker?
Maar ook Doena doet vreemd. Normaal springt ze altijd alle kanten op als ze bij het huis van haar baasje is, maar nu loopt ze langzaam naast Sem. Haar oren zijn gespitst en haar kop een tikje scheef in de lucht. Alsof ze, net als Sem, goed oplet of ze iets hoort.
En er is nog iets wat niet klopt, maar Sem kan niet bedenken wat dat dan is.
Bij de voordeur zoekt Sem weer naar het sleutelgat. Het lukt maar niet om de sleutel er in te steken. Terwijl hij zoekt snuffelt Doena druk over de stoep en aan de deur. Ze steekt haar neus tussen Sems handen en het sleutelgat.
'Doena! Wat doe je nou? Het was eindelijk gelukt.'
Doena lijkt het begrepen te hebben. Ze blijft nu rustig zitten. Sem doet de deur open, maar Doena blijft nog steeds zitten. Sem wil naar binnen. Oja, het licht deed het niet.
'Kom Doena. Je moet naar binnen. Ik wil naar huis en naar bed. Ik ben moe.'
Maar Doena blijft zitten waar ze zit.
'Doe-hoen,' zeurt Sem tegen de hond en hij probeert haar naar binnen te duwen. Ze blijft zitten.
'Ik wil naar huis. Ik heb geen zin meer om hier in het donker rond te lopen met jou. Bovendien zitten papa en mama vast op mij te wachten.'
Onee! Die waren naar een receptie. Dus nu moest hij alleen naar huis, terwijl er mensen rond liepen die het huis van buurman Boontjes van het slot haalden? Dat haalde hij zich maar in zijn hoofd.
Sem zucht diep en kijkt boos naar Doena. Binnen hoort hij voetstappen over de houten vloer in de woonkamer. Hij bedenkt zich geen moment en trekt de voordeur dicht. Daarna rent hij het tuinpad af naar de weg en trekt Doena aan de riem mee. Gelukkig stribbelt ze nu niet meer tegen.
Op de stoep kijkt Sem om. Het is donker in huis en er iss niets aan te zien. Heeft hij zich vergist? Dat kan hem niet schelen. Hij gaat daar niet meer naar terug. Maar hij weet wel wat er nog meer vreemd is. De takken die over het tuinpad hangen zijn geknakt. Dat komt vast omdat het bestelbusje er heeft gereden!
Samen met Doena rent hij naar zijn eigen huis. Daar schiet zijn hart in zijn keel en zinkt de moed hem in zijn schoenen. Er staat een wit bestelbusje op hun tuinpad... Daar kan hij niet naar toe gaan. Hij ziet het al voor zich. Even de inbrekers vragen of ze alsjeblieft naar huis willen gaan, of anders naar een ander huis, want hij wil graag slapen. Bij de buren is het ook al donker in huis. Dat is waar ook! Zijn moeder had iets gezegd over naar een receptie met Bob en Ans. Bij het volgende huis ziet hij buurvrouw Haviks aan de keukentafel zitten. Ze is aan het schrijven. Vast een of ander plan om kinderen te koken. Sem twijfelt. Mevrouw Haviks woont op de hoek en de dieven kunnen vast ieder moment naar buiten komen om hem en Doena kwaad te doen. Maar voor wie is hij banger? De dieven of mevrouw Haviks?
Uiteindelijk besluit hij dat de dieven enger zijn en loopt samen met Doena het tuinpad van mevrouw Haviks op. De hond blaft. Binnen kijkt mevrouw Haviks op. Ze ziet Sem en kijkt hem aan. Hij blijft staan. Dan staat ze op en loopt de keuken uit. Even later gaat de voordeur open.
'Wat is er jongen?' vraagt ze. Ze had een hoge schelle stem die krakerig klonk.
Het maakt niet uit dat Sem altijd gedacht heeft dat het een enge heks was. Hij rent naar haar toe en is blij om iemand te zien die geen huizen leeg haalt. In ieder geval, dat denkt hij.
'Er zijn dieven!'
'Altijd, helaas ontkom je er niet aan,' antwoordt mevrouw Haviks. Sem begrijpt het niet.
'In mijn huis!'
'Oh, dat is een ander verhaal. Kom maar even binnen dan. Wil je een kopje koffie of thee?' vraagt ze terwijl ze voor hem uit haar huis in loopt.
'Ik hoef geen koffie of thee. Ik wil de politie bellen.'
'Maar dan moeten we toch op ze wachten, jongen?'
Hij vind mevrouw Haviks maar een vreemd figuur. Maar behalve dat ze een beetje maf doet, is ze niet zo eng als hij dacht.
In de hal zit bloemetjesbehang. Sem beseft zich dat hij al zijn hele leven bij mevrouw Haviks in de straat woont, maar nog nooit bij haar binnen is geweest.
De kamer is nog erger. Niet alleen het behang heeft bloemetjes, maar ook de banken en de vloer. Ze houd zeker erg van bloemen, denkt Sem bij zichzelf.
In haar hand heeft mevrouw Haviks de hoorn van een telefoon. Het is een ouderwetse waarbij je een schijf rond moet draaien in plaats van nummers in moet toetsen.
'Dag, politie graag,' zegt ze alsof ze alle tijd van de wereld heeft. 'Er zijn dieven in het huis van de buren.'
Met Doena's riem stevig vast kijkt Sem naar mevrouw Haviks.
'Ik woon op nummer vijf van de Archimedeslaan en de buren wonen op nummer negen van de Archimedeslaan.'
'En er is ook iemand op nummer vijftien!' zegt Sem snel tegen mevrouw Haviks.
'En er is ook iemand op nummer vijftien,' herhaalt mevrouw Haviks langzaam.
'Oke. Wij wachten hier. Dan komt u zo snel mogelijk de dieven vangen. Dank u wel. Fijne avond.'
Mevrouw Haviks legt de hoorn weer op de haak.
'Zo jongen. En nu thee. Of wil je koffie? Cola heb ik niet hoor. Alleen nog melk of water.'
'Water is goed,' zegt Sem. Mevrouw Haviks loopt naar de keuken, maar Sem blijft staan. Hij durft niet verder. Op tafel in de keuken ligt het kinder-kook-plan.
'Jongen, kom je?' vraagt mevrouw Haviks.
Sem loopt langzaam naar de keuken. Dat kan hij vast beter doen dan blijven staan. Hij weet zeker dat ze hem dan vervloekt. Doena moet hij meetrekken aan haar halsband.
In de keuken vult mevrouw Haviks twee glazen met water. Ze zet ze op tafel en gaat zitten. Ze gebaart naar Sem dat hij tegenover haar moet gaan zitten. Met Doena naast hem op de grond gaat hij tegenover mevrouw Haviks aan de keukentafel zitten. Ze schuift het bloknoot waar ze op aan het schrijven was aan de kant en legt de glimmende vulpen er op. Op het papier staan schuine smalle letters zoals oude mensen ze schrijven. Zijn eigen oma schrijft ook zo, weet Sem.
Mevrouw Haviks ziet dat Sem er naar kijkt.
'Ik schrijf verhaaltjes voor kleine kinderen,' zegt ze. Sem kijkt op.
'Je moet niet zo verbaasd kijken!' Mevrouw Haviks lacht. Het is een vreemde, krakende lach, maar eindelijk begint Sem zich een beetje te ontspannen. Misschien is ze toch geen heks.
'Het gaat over een kaboutertje dat Pim heet. Ik schrijf iedere dag een verhaaltje. Morgen ga ik er een schrijven over een dief, denk ik.'
De dief! Die zit nog in zijn huis! Hij zou toch niet zijn computer mee nemen he? En zijn spelcomputer waar hij zo hard voor gespaard heeft.
Dan komt de politie voorbij rijden. Het zijn vier auto's. Twee stoppen voor het huis van Sem. Agenten stappen uit en lopen stil naar het huis toe. De andere twee auto's rijden door naar het huis van buurman Boontjes. Sem wil weten wat er gebeurd. Hij drukt zijn neus tegen het raam.
'Je kan ook buiten kijken, maar blijf dan wel in de tuin. We willen niet dat de dief ontsnapt omdat je in de weg loopt.'
Snel gaat Sem met Doena naar buiten en even later komen de agenten terug met twee mannen die ze in de politie-auto's zetten. Een agente ziet dat Sem kijkt en ze loopt naar hem toe.
'Hoi. Ik ben Desiree. Wie ben jij?'
'Sem.'
'En Sem, woon jij daar?' vraagt ze aan hem.
'Ja, mevrouw.'
'Waar zijn je ouders?'
'Naar de receptie.'
'Oh, en weet je misschien hun telefoonnummer, zodat we ze kunnen bellen?'
'Ja. Maar ik weet alleen het nummer van mijn moeder.'
'Dat is niet erg. Kan je het misschien even opschrijven?'
De agente haalt een klein notitieboekje uit haar zak en wil het aan hem geven. Dan komt er een man voorbij gerend die hard tegen de agente aan botst. Sem hoort een man schreeuwen en dan gaat alles heel snel. Doena rent hard achter de rennende man aan en hapt hem in zijn been.
'Au!' schreeuwt hij en hij trapt naar Doena. Maar het kan Doena niets schelen ze houdt hem stevig vast.
'Rotbeest!' Hij probeert Doena van zich af te schudden, maar dat laat ze niet gebeuren. Terwijl hij met zijn been heen en weer zwaait probeert hij nog verder te rennen ook.
Desiree rent naar de man toe, samen met haar collega's die verder waren gereden. Ze grijpen samen de man vast en een van de politie-auto's die naar het huis van meneer Boontjes was gereden stopt voor hun neus. Ze willen de dief in de auto zetten, maar Doena houdt nog steeds haar tanden in zijn been gedrukt. De dief jammert van de pijn.
'Sem?' roept agente Desiree. 'Kan je de hond vragen om los te laten?'
'Doena, af!' roept Sem vanuit de voortuin van buurvouw Haviks. Doena luistert meteen. De agenten zetten de laatste dief in de politie-auto en dan rijden er drie auto's met een dief op de achterbank weg.
Desiree komt weer naar Sem toe.
'Sem, mag ik het telefoonnummer van je moeder nog hebben?'
Sem pakt het notitieboekje en de pen aan. Dan stopt er een auto naast ze. Het raampje wordt open gedraaid.
'Sem, wat doe je hier?' vraagt zijn moeder. 'Je had al lang in bed moeten liggen.' Dan ziet ze Desiree.
'Is er iets ergs aan de hand?' Sems moeder springt de auto uit.
'Mevrouw,' zegt Desiree. 'Helaas zijn er inbrekers in uw huis geweest, maar door uw zoon hebben we ze kunnen arresteren.'
'Wat is er gebeurd?'
Sem wil vertellen, maar dan hoort hij een krakerige stem achter zich.
'Kom allemaal eens binnen. Het is veel te koud buiten!' roept mevrouw Haviks naar ze.
Aan de keukentafel van mevrouw Haviks vertelt Sem het verhaal aan zijn vader, zijn moeder, Bob en Ans, Desiree, agent Willem en mevrouw Haviks.
'Daar kan ik wel een heel boek over schrijven,' zegt mevrouw Haviks aan het einde van zijn verhaal.
Sem kijkt naar Doena. Ze ligt op de grond met een koekje. Dat heeft ze wel verdiend.


Terug!